Komt een AAA meer voor bij patiënten verwezen voor perifeer vaatlijden en heeft dit gevolgen voor screening?


Drs. R.M. Krol

Voorzitter(s): dr. P. Hedeman Joosten, vaatchirurg, Rijnland ziekenhuis, Leiderdorp & dr. O.E.H. Elgersma, interventieradioloog, Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordrecht

14:20 - 14:30u in Atrium zaal

Screenen op het aneurysma aortae abdominalis (AAA) is bewezen effectief in het verlagen van de AAA-gerelateerde mortaliteit bij mannen tussen de 65 en 79 jaar. Perifeer arterieel vaatlijden (PAV) wordt gezien als risicofactor voor het ontwikkelen van een AAA, maar risicofactoren voor PAV en AAA overlappen elkaar. Het is dus de vraag of het AAA inderdaad meer voorkomt bij patiënten met PAV dan in de algemene populatie (oplopend met leeftijd tot circa 5%). Daarnaast is het van belang om voorspellende patiëntkenmerken te identificeren om zo gerichter te kunnen screenen op een AAA.

In de periode januari 2008 tot en met december 2012 zijn 1956 patiënten verwezen vanwege verdenking op PAV. Exclusiecriteria voor analyse zijn een operatie in verband met centraal occluderend vaatlijden in de voorgeschiedenis, een reeds bekend AAA en technisch onbetrouwbare duplex. Uiteindelijk zijn 1697 patiënten, waarvan 971 mannen, met een gemiddelde leeftijd van 68 jaar succesvol met duplex gescreend op de aanwezigheid van een AAA. Hun patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, rookgedrag, voorgeschiedenis (hypertensie, diabetes mellitus, COPD, cardiovasculair, cerebrovasculair en dyslipidemie), medicatie, Fontaine stadium en enkelarmindex zijn verzameld.

De prevalentie van het AAA in de gescreende groep is 7,0% (118 patiënten). Onder mannen is de prevalentie 9,9% en onder vrouwen 3,4%. Na multivariate analyse hebben hogere leeftijd (OR 3,7-11,5), mannelijk geslacht (OR 3,1) en roken (OR 2,9) een onafhankelijke, significante en positieve invloed op de variabiliteit en daarmee het voorkomen van het AAA. Insulinegebruik blijkt een onafhankelijke significante negatieve invloed te hebben op de variabiliteit en daarmee het voorkomen van het AAA (OR 0,3). PAV, hypertensie en een cardiovasculaire voorgeschiedenis bleven ook in de multivariate analyse geen significante risicofactor. Uit een kansmodel gebaseerd op deze gegevens blijkt dat rokende mannen tussen 55 en 65 jaar meer dan 10% kans hebben op een AAA. Rokende vrouwen van 65 tot 80 jaar hebben meer dan 7% kans op een AAA; dit is net zo veel als mannen tussen 65 en 80 jaar die nooit gerookt hebben. (Tabel 1)

De prevalentie van het AAA bij patiënten met verdenking op PAV is blijkbaar hoger (tot 33,5%) dan in de algemene populatie. Dit zou verklaard kunnen worden door de aanwezige risicofactoren in deze patiëntengroep. Verrassend blijkt PAV zelf geen onafhankelijke positieve voorspeller te zijn; mogelijk is roken de overeenkomstige (oorzakelijke) factor tussen patiënten met PAV en/of een cardiovasculaire voorgeschiedenis en een AAA. Anders dan de huidige literatuur doet vermoeden zou screenen van subgroepen van patiënten verwezen ter analyse van PAV, zoals rokende jongere mannen en rokende oudere vrouwen, overwogen kunnen worden.

 

Tabel 1