Wandstandige trombus in de endoprothese na EVAR heeft geen klinische consequenties


Dr. S. ten Raa

Voorzitter(s): dr. P. Hedeman Joosten, vaatchirurg, Rijnland ziekenhuis, Leiderdorp & dr. O.E.H. Elgersma, interventieradioloog, Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordrecht

14:10 - 14:20u in Atrium zaal

Wandstandige trombus wordt in de literatuur geassocieerd met trombo-embolische complicaties of volledig tromboseren van een endoprothese (poot) na EVAR. Behandeling van wandstandige trombus wordt dan ook vaak geadviseerd, echter een eenduidige behandeling wordt niet beschreven. Dit mede doordat het ontstaansmechanisme niet duidelijk is.

Wij analyseerden de trombo-embolische complicaties na EVAR door het ontstaan van wandstandige trombus in de endoprothese. Daarnaast werd gezocht naar morfologische kenmerken welke mogelijk geassocieerd zijn met het ontstaan van wandstandige trombus in de endoprothese. Hierbij werd gebruik gemaakt van een grote prospectieve database. Patiënten met wandstandige trombus met een dikte van >2mm, over >25% van de circumferentie en over een lengte van tenminste 3mm in de main-body werden geïncludeerd en vergeleken met een controle groep. Voor de metingen werd gebruik gemaakt van 3D reconstructies met behulp van 3Mensio. Het primaire eindpunt was vrijheid van trombo-embolische gebeurtenissen, welke werden berekend aan de hand van Kaplan-Meier curves.

Van 2000 tot 2012 ondergingen 473 patiënten een EVAR procedure voor een aneurysma van de abdominale aorta. Achtenzestig patiënten (16,4%) ontwikkelde significante wandstandige trombus en werden geïncludeerd in de trombus groep. De mediane follow-up van deze groep was 3,54 jaar (2,0 - 5,5 jaar). Op de 30-dagen CTA werd bij 22 patiënten (32,4%) een significante hoeveelheid wandstandige trombus aangetroffen en na een jaar bij 25 (36,7%). Trombosering van de endoprothese of een poot gebeurde bij 17 patiënten (4,1%) in totaal, waarvan 3 in de trombus groep (4,4%) (p = 0,89). In 31 patiënten was een aorta-uni-iliacale endoprothese gebruikt (7,5%). In deze groep traden 2 occlusies op (6,5%), beiden zonder aanwijzingen voor wandstandige trombus of outflow problematiek op de laatste CTA voor het event. Over een periode van 5 jaar konden geen verschillen worden aangetoond tussen de groepen met betrekking tot trombo-embolische gebeurtenissen. Wel werd een associatie gevonden tussen het ontstaan van wandstandige trombus in de endoprothese en roken (p = 0,007), AUI implantatie (HR 5,08, 95% BI 1,97 - 13,06) en polyester endoprotheses (HR 3,76, 95% BI 1,78 - 7,96). Het preoperatief reeds aanwezig zijn van trombus in de native aorta gaf geen verhoogd risico op het ontstaan van wandstandige trombus in de endoprothese. Gebruik van orale anticoagulantia had geen beschermend effect op het ontstaan van wandstandige trombus.

Conclusie Het ontstaan van wandstandige trombus in de endoprothese na EVAR is gerelateerd aan de vorm en het materiaal van de main-body, maar is niet geassocieerd met een verhoogd risico op trombo-embolische gebeurtenissen. Preventieve behandeling lijkt dan ook niet geindiceerd.

 


Meer info