Verschillen in mortaliteit, risicofactoren en complicaties tussen open en endovasculair behandelde aneurysmata van de abdominale aorta


Drs. G.C.I. von Meijenfeldt

Voorzitter(s): drs. J.M. Martens, interventieradioloog, Rijnstate ziekenhuis, Arnhem & Drs. R.C. van Nieuwenhuizen, vaatchirurg, St. Lukas/Andreas Ziekenhuis, Amsterdam

15:00 - 15:10u in Atrium zaal

Sinds de introductie van de endovasculaire behandeling (EVAR) van aneurysmata van de abdominale aorta (AAA) meer dan twee decennia geleden, is deze methode uitgegroeid tot de primaire behandelingsstrategie van AAAs in de electieve setting maar wordt ook steeds meer gebruikt voor geruptureerde AAAs. EVAR laat bij electieve chirurgie een significante reductie zien van de 30-dagen mortaliteit ten opzichte van open chirurgie (OSR). Echter de mortaliteit, complicaties en overleving op lange termijn na geruptureerde AAA operaties zijn minder uitgebreid beschreven in de literatuur dan bij electieve AAAs.

Het doel van deze studie was het vaststellen van de impact van behandelingsmethode op de vroege overleving van patiënten behandeld voor een geruptureerd AAA en het bepalen welke variabelen risicofactoren zijn voor de vroege overleving na OSR of EVAR in een Nederlands tertiair centrum. Tevens zijn de verschillen in postoperatieve complicaties onderzocht en is geëvalueerd of er een overlevingsvoordeel was op langere termijn tussen de behandelingsmodaliteiten. Van alle patiënten die tussen 2000 en juni 2013 werden behandeld vanwege een geruptureerd AAA, werden de gegevens retrospectief geëvalueerd. De diagnose geruptureerd aneurysma moest worden bevestigd op de CTA scan (peri-aortaal hematoom) of in het operatieverslag (retroperitoneaal of intraperitoneaal hematoom). Primaire eindpunten zijn de 30 dagen mortaliteit, complicaties en lange termijn overleving. Overlijdensdata werden verkregen uit het bevolkingsregister. Een multivariabele logistische regressie analyse werd gebruikt om de risico’s van variabelen op de vroege overleving te berekenen die gepaard gingen met EVAR en open chirurgie. Kaplan-Meier grafieken werden toegepast om de verwachte overleving tijdens de follow-up in te schatten. Vanuit de studie periode konden 221 patiënten worden geïncludeerd (83 EVAR, 138 OSR leeftijd 72±8 jaar, 89% man). Er waren geen verschillen tussen de twee groepen in de patiëntkarakteristieken of hemodynamische status bij opname. Mortaliteit binnen 30 dagen na EVAR was significant lager in vergelijking met OSR (odds ratio: 0.45, 95%CI: 0.21-0.97). Daarbij werd in het postoperatieve beloop na EVAR een drievoudige reductie gezien in het aantal ernstige complicaties (OR: 0.33, 95%CI: 0.15-0.71). Een Hb lager 7 mmol/L bij opname was een risicofactor voor beide behandelgroepen. Daarentegen waren een hoge leeftijd (>75 jaar) en de aanwezigheid van shock significante risicofactoren voor vroeg overlijden na OSR, maar niet na EVAR. Het overlevingsvoordeel van EVAR ten opzichte van OSR persisteerde tot 3 jaar na de operatie.

Conclusie: Er heeft een verschuiving plaatsgevonden naar een ‘EVAR-first’ benadering in ons centrum. De uitkomsten van dit onderzoek laten een reductie in de vroege mortaliteit zien na EVAR ten opzichte van OSR en dit houdt aan tot 3 jaar na de operatie. Tevens hebben patiënten die behandeld worden met EVAR minder ernstige complicaties. Risicofactoren voor vroege mortaliteit na OSR zijn een hoge leeftijd en de aanwezigheid van shock. Een laag Hb was een risicofactor voor beide behandelgroepen. Hoewel niet alle patiënten geschikt zijn voor een endovasculaire behandeling als gevolg van anatomische beperkingen, is deze behandeling een effectieve en veilige strategie als primaire behandeling voor geruptureerde aneurysmata van de abdominale aorta.

 

Figuur 1: Multivariabele logistische regressie analyse van risicofactoren voor 30 dagen mortaliteit per behandelmodaliteit.